Staat hoeft niet meer maatregelen te nemen tegen Israël
DEN HAAG (ANP) – De Nederlandse staat hoeft niet meer maatregelen te nemen tegen Israël vanwege de situatie in Gaza en het illegale nederzettingenbeleid. Dat oordeelt het gerechtshof Den Haag. De Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq pleitte samen met negen andere organisaties in hoger beroep om de Staat meer te laten doen om genocide te voorkomen.
De organisaties eisten in hoger beroep een stop op de export van militaire goederen en honden naar Israël en maatregelen tegen Nederlandse bedrijven die handel drijven met organisaties in illegale Israëlische nederzettingen. Maar het hof gaat hier dus niet in mee. Afgelopen december oordeelde de rechtbank ook dat de Staat goederen naar Israël mag blijven uitvoeren.
Volgens het hof is het “aannemelijk” dat er een risico is op genocide en schendingen van mensenrechten, maar tegelijkertijd concludeert het hof dat de rechter terughoudend moet zijn in een oordeel over politieke beleidskeuzes. Het hof heeft ook rekening gehouden met maatregelen die de Staat al nam tegen Israël, zoals de weigering van vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen als deze in Gaza worden ingezet en een ontmoedigingsbeleid richting bedrijven die zaken willen doen in de illegale nederzettingen. Volgens het hof is niet gebleken dat het ontmoedigingsbeleid “onvoldoende effect” heeft.
Niet aan de rechter
Tijdens de zitting op 3 september ging het meermaals over honden die vanuit Nederland naar Israël gaan en volgens de eisende partij door het Israëlische leger worden ingezet om bijvoorbeeld Palestijnse gevangenen aan te vallen. De Staat gaf toen aan dat hier geen bewijs voor is. Voor een exportverbod op honden is een wijziging in de wet nodig en het hof geeft aan dat de rechter niet bevoegd is om de regering daartoe aan te zetten.
De uitspraak in dit hoger beroep zou in eerste instantie op 8 oktober zijn, maar het hof wilde de uitspraak van de Hoge Raad over de levering van F-35-onderdelen aan Israël afwachten. Daarin kwam de hoogste rechter tot de conclusie dat het hof geen verbod op de uitvoer van de gevechtsvliegtuigonderdelen had mogen opleggen. Het hof kwam destijds tot deze beslissing vanwege het risico op ernstige schendingen van het humanitair recht, maar volgens de Hoge Raad is het niet aan de rechter om dit oordeel te vellen.
ANP





