Sven Versteeg is de stem achter dé hit van het jaar
Geen zonnebrillen, geen sportwagens, geen opschepperij. De man achter Blikkendag, de grootste meezinger van het jaar, rijdt in een Volkswagen en drinkt thee voor z’n stembanden. „Ik wil gewoon zingen”, zegt Sven Versteeg. En dus werkt hij. Keihard.

Stel je voor: vierhonderd optredens in twaalf maanden. Dat is bijna élke dag op pad, met nauwelijks tijd om adem te halen. Sven Versteeg (28), de volkszanger achter Blikkendag en Heb lak aan wat ze zeggen, draait inmiddels op discipline en adrenaline. „Ik zeg eerlijk: het is pittig”, zegt hij zonder omhaal. „Zo’n jaar als dit doe ik nooit meer. Maar ik klaag niet, dit is waar ik altijd voor gevochten heb. Dus ik let op alles: geen drank, geen onnodige prikkels. Ik bewaar m’n kracht voor dat ene moment, daar op het podium. Want dat is waar ik leef.”
Mentaal pittig
Blikkendag was zijn grote doorbraak. Dat veranderde alles. „Vroeger liep ik gewoon via de voordeur naar binnen, colaatje aan de bar, en zingen maar. Nu kan dat niet meer anoniem, dat blijft gek”, zegt hij. „Ik ben zelf niet veranderd, denk ik. Maar mentaal is het pittiger. Zoveel aandacht, daar moet je aan wennen. Terwijl ik nog steeds die gast ben die gewoon wat liedjes komt zingen. Alleen ja, overal waar ik kom, gaat het los. En dan zit je even later weer alleen in de auto. Dat contrast blijft lastig.”
Op z’n kop
Al acht jaar stond Sven op het podium, met nummers die het ‘best oké’ deden in het Nederlandstalige circuit. Maar Blikkendag voelde anders. „Ik wist: dit zet alles op z’n kop.” De rest is hitgeschiedenis. Vier maanden in de Single Top 100. Op repeat in voetbalkantines, feesttenten en op TikTok. De opvolger Heb lak aan wat ze zeggen, geschreven door Yves Berendse, lag al klaar. Sven had zijn moment geroken. En hij beet zich erin vast.
Een droom
Het wereldje van de volkszangers is groot. Iedereen kent wel iemand met een microfoon en een droom. Dus hoe zorg je dat juist jouw stem blijft hangen? „Je hebt mazzel nodig”, zegt Sven. „En de gunfactor. Maar het belangrijkste is toewijding.” En dan is er nog die ene factor die je niet kunt afdwingen: de hit. „Hij hoeft maar één keer te vallen. Dan heb je naamsbekendheid, en daar heb je jaren profijt van.” Toeval? Daar gelooft Sven niet in. „Mijn motto is: je laatste optreden moet je beste zijn. Want als je indruk maakt, word je teruggevraagd.”
Champagne
Wie denkt dat een gouden plaat automatisch leidt tot een optrekje met oprijlaan, komt bij Sven bedrogen uit. Hij woont in Diemen, met vriendin Daisy, dochter Jaidy, labrador Dex en hij rijdt in een Volkswagen Tiguan. „Comfortabel voor de lange ritten.” Droomt hij van een villa, zoals collega-artiesten? „Nee joh, zover ben ik nog lang niet.” Hypotheek krijgen als zanger is al lastig genoeg. „Je bent zzp’er in een kwetsbaar vak. Als m’n stem ermee kapt, is het klaar. Daar houden banken niet van.” Klokkies en snelle wagens hoeft hij niet. „We wonen mooi, ik heb een gezin, we zijn gelukkig. Wat wil een mens nog meer?”
Heilig
„Het verliezen van mijn stem is mijn grootste angst”, vervolg Sven. „Het is zo’n kwetsbare spier. Ik ben er non-stop mee bezig: thee, stomen, opwarmen, kalm blijven.” Toch ging het onlangs mis. Voor het eerst in zijn carrière moest hij optredens afzeggen omdat zijn stem het niet meer deed. „Ik zat gelijk bij mijn KNO-arts, Dennis Kox. Ik dacht: dit komt nooit meer goed. Maar hij stelde me gerust, het was gewoon overbelasting. Na twee dagen was mijn stem er weer, maar je schrikt je rot.”
Vaderschap
Thuis is Sven geen artiest, maar vader. Zijn vriendin Daisy gaf haar baan op om fulltime voor hun dochter te zorgen. „Als zij niet zoveel liefde en energie in die kleine zou stoppen, had ik mijn carriere niet op deze manier kunnen ontwikkelen.” Zijn stem verzacht: „Het vaderschap vind ik het mooiste wat er is. Ik hoef ’s ochtends niet om zeven uur naar kantoor, dus die ochtenden zijn echt van mij. Met haar. Dat is top. Maar het is ook veel missen.”
Geluidsman
Sven begon niet als zanger, maar achter de schermen „Vanaf jongs af aan wist ik: ik word de beste geluidsman van Nederland”, vertelt hij. Vanaf zijn twaalfde werkte Sven elk weekend bij een geluidsbedrijf, vaak tot diep in de nacht. Op mijn 21ste deed ik besloot ik een jaar vol voor het zingen te gaan.” Zijn opleiding? Café Bolle Jan op het Rembrandtplein. „Ik stond daar drie jaar lang, twee keer per week. Van negen uur ’s avonds tot vier uur ’s nachts. Een half uur zingen, een half uur pauze.”
Concurrentie
Zijn naam siert inmiddels de affiches van feesttenten en zalen als AFAS Live, maar Sven zelf is opvallend onaangedaan. „Concurrentie? Die voel ik niet. Ik ben met iedereen oké. Het gaat erom dat je opvalt, dat mensen je willen boeken. Ik doe dat door mezelf te zijn. Ik speel geen typetje. Wat je ziet, is wat je krijgt. Ik wil mensen vermaken, ik hoef niet de beste zanger van Nederland zijn.” Sven kijkt op naar Jan Smit, Jeroen van der Boom en Marco Borsato. „Doodzonde dat we zijn liedjes bijna niet meer horen.”
Wat ik wil…
En dan rijst de vraag: wat doe je als je op je 28ste alles hebt bereikt waarvan je dacht dat het niet voor jou was weggelegd? „Ik heb een Top 40-hit gehad, op grote podia gestaan, miljoenen streams… Ik had daar nooit van durven dromen, omdat het onbereikbaar leek. Maar het is gelukt en dat neemt niemand me meer af. Ik kan mijn leven lang zeggen: ik had een hit. Een grote! Het enige wat ik nu nog wil is vooral blijven zingen. Nog zeker twintig, dertig jaar.”